Nieuwe CPI-berekeningsmethode, hoe zit dit nu precies?

Er is de laatste tijd veel te doen (geweest) over de hoge huurprijsindexaties en de nieuwe berekeningsmethode van de CPI (consumentenprijsindex) van het CBS. Huurprijsindexatie is (doorgaans) gebaseerd op de CPI. In dit nieuwsbericht wordt kort stil gestaan bij de aanleiding voor de nieuwe CPI-berekeningsmethode en de gevolgen daarvan voor de praktijk.

Aanleiding voor nieuwe CPI-berekeningsmethode

De CPI van het CBS meet de prijsontwikkeling van (bijna) alle goederen en diensten die de consument aanschaft, waaronder ook energie. Het is algemeen bekend dat de energieprijzen in 2022 aanzienlijk zijn gestegen, mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De CPI is als gevolg daarvan in 2022 ook aanzienlijk gestegen. De reden van deze aanzienlijke stijging is dat de CPI tot voor kort was gebaseerd op uitsluitend nieuwe (energie)contracten. De nieuwe berekeningsmethode voor de CPI die het CBS heeft geïntroduceerd, gebruikt niet meer alleen nieuwe (energie)contracten voor de berekening van de CPI, maar kijkt ook verder terug naar oude contracten. Hiermee wordt een realistischer beeld van de inflatie gepresenteerd. Dit sluit, aldus het CBS, beter aan bij de actuele marktontwikkelingen. De nieuwe berekeningsmethode is van toepassing vanaf juni 2023. Deze methode leidt tot een minder hoog CPI-cijfer en dus tot minder hoge huurindexatie.

Gevolgen nieuwe berekeningsmethode

Huurders zijn niet blij met de forse huurverhogingen ten gevolge van de flink gestegen CPI. Hierover zijn inmiddels diverse rechtszaken gevoerd tussen huurders en verhuurders. Uit de rechtspraak volgt dat (nagenoeg) alle rechters van oordeel zijn dat de gestegen (oude) CPI en forse huurindexaties niet kunnen worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid. Dan rest de vraag of de forse huurindexaties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De rechtspraak laat op dit punt een iets wisselender beeld zien, maar de rode draad lijkt te zijn dat een (forse) huurindexatie op grond van de (oude) berekeningsmethode van de CPI niet onaanvaardbaar is.

Uit een uitspraak van de kantonrechter Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2023:10295) lijkt te volgen dat de forse huurindexatie uiteindelijk bij toekomstige huurindexaties wordt gecorrigeerd door de nieuwe berekeningsmethode van de CPI. Zo bezien lijken huurders er onderaan de streep niet (veel) slechter vanaf te komen als tot juni 2023 de oude berekeningsmethode wordt gebruikt. De kantonrechter acht het in deze specifieke zaak echter wel onaanvaardbaar dat huurder het jaar tussen de huurindexatie via de nieuwe en de oude berekeningsmethode meer huur betaalt dan in de situatie dat ook in 2023 al middels de nieuwe berekeningsmethode zou zijn geïndexeerd. Er lijkt op basis van deze uitspraak dus wel een mogelijkheid voor huurders te bestaan om de hoge huurverhoging (deels) terug te krijgen. Of een huurder hierop aanspraak kan maken, hangt af van de maand dat wordt geïndexeerd en de specifieke afspraken in de huurovereenkomst. Het ging in de zaak die de kantonrechter Rotterdam voorlag om een indexatie per januari 2023.

Als gezegd, wordt de CPI vanaf juni 2023 berekend via de nieuwe methode. De tot en met mei 2023 gepubliceerde CPI-cijfers worden niet herzien. De indexatieclausule in de ROZ huurcontracten gaan uit van een berekeningsformule met het indexcijfer van de maand die vier maanden voor de kalendermaand ligt waarin de huurprijs wordt aangepast, gedeeld door het indexcijfer van de maand die ligt zestien maanden voor de maand waarin de huurprijs wordt aangepast. Dit betekent dat er bij huurindexaties tot en met september 2024 wordt gerekend met de oude methode (mei 2023) en de nieuwe methode (juni 2024). Dit noemt het CBS een ‘methodebreuk’. De methodebreuk betekent een breuk in het gebruik van methodes en houdt in dat de inflatie niet alleen wordt beïnvloed door werkelijke prijsontwikkelingen, maar ook door de vergelijking van de CPI volgens de nieuwe met die volgens de oude methode. Het is nog onduidelijk wat hiervan precies de gevolgen zullen zijn en of hierin nog een opening voor huurders is gelegen om een (hoge) huurindexatie aan te kaarten bij de rechter.

Heeft u vragen over het voorgaande en/of uw huurindexering(en), neem dan contact op met onze huurrechtspecialisten Laura Kruitwagen of Laurens van Til via 0203469980, of per e-mail (kruitwagen@stijladvocaten.nl of vantil@stijladvocaten.nl).

2023-12-06T11:37:46+01:00

Einde tijdelijke verhuur woonruimte

Vermoedelijk zullen verhuurders van woonruimte vanaf begin volgend jaar in beginsel alleen nog maar (vaste) huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd kunnen sluiten. Het sluiten van tijdelijke huurovereenkomsten zal alleen nog mogelijk zijn onder strenge voorwaarden en in specifieke gevallen. Een algemene maatregel van bestuur waarin alle uitzonderingen worden beschreven, volgt nog. Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie dat verhuurder naaste familie in de woning wil laten wonen of als verhuurder na een verblijf in het buitenland zelf weer in de woning wil gaan wonen. Tijdelijke verhuur aan studenten blijft mogelijk. Ook verhuur van woonruimte waarbij het gebruik naar zijn aard van korte duur is of tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandwet blijft mogelijk. Bestaande tijdelijke huurovereenkomsten mogen blijven bestaan. Eén en ander volgt uit de nieuwe wet ‘Wet vaste huurcontracten’. De wet treedt naar verwachting in werking per 1 januari 2024. Zodra de datum van inwerkingtreding definitief bekend is, zullen wij dit berichten.

In geval van vragen, kunt u contact opnemen met Laura Kruitwagen.

2023-11-17T10:44:48+01:00

Standaard huurverhogingsbedingen zijn oneerlijk

Het Europees consumentenrecht speelt een steeds grotere rol in de bescherming van consumenten, waaronder ook huurders van woonruimten vallen. De afgelopen periode is in de rechtspraak veel te doen geweest over (oneerlijke) huurverhogingsbedingen in huurovereenkomsten. Hoe zit dit precies en wat is nu de stand van zaken?

Sinds april dit jaar oordelen verschillende Amsterdamse kantonrechters dat de standaard huurverhogingsbedingen oneerlijk zijn jegens huurders van woonruimten in de vrije sector (zie ECLI:NL:RBAMS:2023:2420, ECLI:NL:RBAMS:2023:4216, ECLI:NL:RBAMS:2023:4800).

Het gaat om zeer gebruikelijke bedingen over huurprijswijziging. Deze bedingen maken het mogelijk dat de verhuurder ieder jaar, naast de gebruikelijke inflatiecorrectie, ook een extra verhoging tot een bepaald maximaal percentage kan toepassen. Een dergelijk beding komt ook in de ROZ modellen voor (artikel 5 van het model 2003 en 2017):

“5.2 Indien het gehuurde zelfstandige woonruimte met een geliberaliseerde huurprijs voor woonruimte betreft, is het onder 5.1  gestelde niet van toepassing. In dat geval wordt de huurprijs voor het eerst per ……………….. en vervolgens jaarlijks aangepast overeenkomstig het gestelde in artikel 16 van de algemene bepalingen. Bovenop en gelijktijdig met de jaarlijkse aanpassing overeenkomstig artikel 16 van de algemene bepalingen, heeft de verhuurder het recht om de huurprijs te verhogen met maximaal ….%.”

Op grond van de EU-richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, stelt het Hof van Justitie vergaande beperkingen aan de geldigheid van dergelijke prijswijzigingsbedingen. Dit is overigens niet nieuw. De uitspraken hierover dateren al van enige jaren geleden (ECLI:C:EU:2013:180 en ECLI:EU:C:2012:242).

De Amsterdamse kantonrechters oordelen op grond van deze Europese jurisprudentie dat, door bovenop de indexering ieder jaar een extra huurverhoging mogelijk te maken, het evenwicht in strijd met de goede trouw ten nadele van huurder als consument aanzienlijk is verstoord. Ook ontbreekt een geldige reden voor de jaarlijkse wijziging met een maximaal % bovenop een verhoging met het indexeringspercentage. De huurder is hierdoor te veel aan de willekeur van de verhuurder overgeleverd en dat is dus niet toegestaan.

Het gevolg hiervan is dat, nog steeds volgens de Amsterdamse kantonrechters, het huurverhogingsbeding volledig buiten toepassing moet blijven. Dit betekent dat niet alleen de extra verhoging geen grondslag meer heeft, maar dat ook alle in het verleden toegepaste huurverhogingen (inclusief de inflatiecorrecties) geen grondslag meer hebben. Bovendien mag niet worden teruggevallen op een wettelijke regeling van aanvullend recht.

De meest besproken uitspraak in dit verband is die van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2023 (Bouwinvest). Als gevolg van deze uitspraak kon de huurder, in plaats van het moeten betalen van een achterstand van 3 maanden huur, plotseling aanspraak maken op verrekening van circa EUR 65.000 met (toekomstige) huurtermijnen.

De rechtbank Amsterdam heeft in aanvulling op de eerdere uitspraken met vergaande (rechts)gevolgen voor verhuurders op 26 september 2023 (ten overvloede) overwogen dat goed huurderschap ex artikel 7:213 BW wel met zich kan brengen dat de huurder een vervangend eerlijk huurprijswijzigingsbeding moet accepteren. Deze nuancering zou voor verhuurders welkom zijn.

Gelet op deze vergaande consequenties voor alle bestaande huurovereenkomsten met een vergelijkbare (ROZ) clausule, heeft de kantonrechter in Amsterdam op 5 oktober jl. besloten om hierover (in een andere zaak) prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.

Het kan nog wel maanden duren voordat er een uitspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad kan namelijk ook zelf weer prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie. Omdat ook het model van de ROZ mogelijk aanpassing behoeft, heeft de ROZ hierover op 6 oktober jl. een nieuwsbericht op hun website geplaatst.

Het is voorlopig afwachten hoe dit afloopt. We houden dit uiteraard in de gaten. Mocht u hierover vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Wouter den Harder of Laura Kruitwagen. Ook kunnen wij uiteraard met u meedenken over de (on)redelijkheid van huurverhogingsbedingen in een bestaande huurovereenkomst of over de formulering van dergelijke bedingen in nieuwe huurovereenkomsten.

2023-10-23T10:30:01+02:00

De bouwwereld gaat ingrijpend veranderen door de invoering van de Wkb per 1 januari 2024

Het zal u niet ontgaan zijn: de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) treedt per 1 januari 2024 in werking. De Wkb treedt gelijktijdig in werking met de veelbesproken Omgevingswet. Omdat de Omgevingswet een gigantische wetgevingsoperatie is die veel aandacht in de media krijgt, lijkt de Wkb een ondergeschikte wetswijziging. Niets is minder waar. Net als de Omgevingswet heeft ook de Wkb een enorme impact op de bouwwereld!

Het doel van de Wkb is de kwaliteit van bouwwerken te verbeteren. De overheid meent dat er te veel gebreken zijn en dat het toezicht door gemeenten, in de steeds complexere bouwwereld, tekortschiet. Om die reden introduceert de Wkb een compleet nieuw stelsel voor het bouwtoezicht én worden de verplichtingen en de aansprakelijkheid van de aannemer aanmerkelijk verzwaard.

De belangrijkste veranderingen – kort samengevat – op een rij:

  1. Partijen in de bouw moeten gaan werken met een zogenoemde kwaliteitsborger. Dit zijn onafhankelijke controleurs die vooraf en tijdens de bouw controleren of het ontwerp en de realisatie van het bouwwerk voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 (straks: het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)). De kwaliteitsborgers zijn private partijen die moeten beschikken over een certificering van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB). De kosten van deze kwaliteitsborgers moeten door de betrokken partijen zelf worden betaald.
  2. Onder de Wkb wordt het aanvragen van een vergunning gemakkelijker, omdat bij de aanvraag geen technische gegevens en constructieve berekeningen meer hoeven te worden aangeleverd. Volstaan kan worden met het contracteren van een gecertificeerde kwaliteitsborger die het ontwerp en de bouw controleert. Eventuele technische wijzigingen tijdens de bouw hoeven ook niet meer langs de gemeente. De kwaliteitsborger controleert en administreert deze. Indien de kwaliteitsborger tijdens de bouw afwijkingen signaleert, zal de gemeente worden geïnformeerd en kan een bouwstop worden opgelegd. Gemeenten doen dus een aanmerkelijke stap terug in het bouwtoezicht. Sommigen spreken de verwachting uit dat de legestarieven hierdoor zullen dalen. Dat is afwachten.
  3. De kwaliteitsborger moet een compleet en verifieerbaar bouwdossier maken en na afloop van het werk schriftelijk aan de gemeente verklaren dat het bouwwerk is gebouwd conform de daaraan te stellen technische eisen. Als de kwaliteitsborger deze verklaring niet afgeeft, mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen. Het werk van de kwaliteitsborger vrijwaart de aannemer overigens niet voor gebreken in het bouwwerk. De aannemer blijft onverminderd aansprakelijk voor gebreken, ook als de kwaliteitsborger fouten zou hebben gemaakt bij zijn controlerende taak.
  4. De aannemer is straks altijd aansprakelijk voor gebreken die na de oplevering worden ontdekt, tenzij hij kan aantonen dat het gebrek hem niet is toe te rekenen (artikel 7:758 lid 4 BW). De bewijslast voor verborgen gebreken komt dus volledig bij de aannemer te liggen. Dit is dwingend recht. Alleen bij een professionele opdrachtgever kan hiervan worden afgeweken in de overeenkomst (een afwijking in de UAV 2012 is dus niet voldoende).
  5. De waarschuwingsplicht van de aannemer voor onjuistheden in de opdracht of stukken afkomstig van de opdrachtgever wordt verzwaard. De aannemer moet schriftelijk en ondubbelzinnig waarschuwen voor fouten in de opdracht en daarbij ook wijzen op de eventuele gevolgen daarvan (artikel 7:754 lid 2 BW). Dit is dwingend recht bij consument- opdrachtgevers.
  6. Voorts komt er een wettelijke verplichting tot het samenstellen en overleggen van een opleverdossier, waarin onder meer de tekeningen, toegepaste materialen, onderhoudsvoorschriften en garanties moeten worden opgenomen (artikel 7:754a BW). Dit is regelend recht. Partijen kunnen dus zelf regelen of er een opleverdossier moet worden gemaakt en zo ja wat daarin moet zitten. Als zij dit niet contractueel regelen, dan geldt dit wetsartikel.
  7. In geval van de bouw van een woning in opdracht van een consument-opdrachtgever schrijft de Wkb dwingend voor dat de aannemer tijdig moet adviseren over het al dan niet aanhouden van de 5% regeling in depot bij de notaris (artikel 7:768 lid 2 BW) en over de vraag of er een verzekering voor het werk is afgesloten (7:765a BW). Het is zaak dat aannemers hun offerte en werkwijze hierop aanpassen.

De Wkb geldt voorlopig alleen voor bouwwerken die vallen in de zogenoemde gevolgklasse 1. Dit zijn onder meer grondgebonden woningen, woonboten en vakantiehuisjes, maar ook bedrijfshallen en fabrieken met maximaal 2 verdiepingen. Ook aanbouwen en verbouwingen vallen onder de Wkb, mits zij niet vergunningvrij zijn. Voor de precieze indeling van deze gevolgklasse 1 wordt verwezen naar artikel 1.43 Bouwbesluit (straks Bbl).

De Wkb geldt nog niet voor appartementencomplexen, kantoren of winkels. Ook geldt een uitzondering voor monumenten, en bouwwerken waarvoor een milieu- of gebruiksvergunning nodig is. Voor deze bouwwerken blijft dus de normale vergunningsprocedure gelden. Bij combinatieprojecten geldt steeds de zwaarste klasse. De bedoeling is dat de Wkb over circa 5 jaar ook gaat gelden voor alle andere bouwwerken.

Kortom, de Wkb gaat leiden tot grote veranderingen in bouw. Aannemers en opdrachtgevers zullen bij het opstellen van nieuwe aannemingsovereenkomsten en offertes nu al oog moeten hebben voor deze nieuwe wetgeving. Wilt u hierover meer informatie of even sparren over wat dit precies voor uw bedrijf betekent? Neem dan contact op met Wouter den Harder.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.

2023-05-25T17:02:57+02:00

Waarom wel of niet wachten op nieuwe versie van AERIUS Calculator?

Het rekeninstrument AERIUS Calculator zou op 22 november j.l. geactualiseerd worden van versie 2021 naar versie 2022, maar dit wordt nu 26 januari 2023. Met AERIUS worden de effecten van (bouw)projecten voor de neerslag van stikstof in Natura 2000-gebieden bepaald bij toestemmingsverlening in het kader van de Wet natuurbescherming. AERIUS is (wettelijk) voorgeschreven in de Regeling natuurbescherming, zodat het de rekenkundige basis vormt voor natuurvergunningen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen met een ‘aanhaakplicht vanwege Natura 2000-activiteiten’. Jaarlijks wordt AERIUS geactualiseerd, zodat bij de berekeningen wordt uitgegaan van de meest actuele wetenschappelijke kennis over emissies en depositie. Hierdoor kan een berekening met een nieuwe versie van AERIUS tot een andere stikstofdepositie leiden ten opzichte van een vorige versie van AERIUS.

Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met Michiel van Driel en Thom Groot. Klik hier voor het gepubliceerde artikel op www.vastgoedjournaal.nl.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.

2022-12-13T16:20:56+01:00

Jaarlijkse actualisatie stikstofrekeninstrument voor Natura 2000-gebieden uitgesteld

De geplande actualisatie op 22 november van stikstofrekeninstrument AERIUS Calculator 2022 is uitgesteld. Een nieuwe versie van AERIUS kan direct gevolgen hebben voor de vraag of een natuurtoestemming kan worden verleend.

Dit melden Michiel van Driel en Thom Groot van Stijl Advocaten. Het rekeninstrument AERIUS Calculator zou op 22 november a.s. geactualiseerd worden van versie 2021 naar versie 2022. Met AERIUS worden de effecten van (bouw)projecten voor de neerslag van stikstof in Natura 2000-gebieden bepaald bij toestemmingsverlening in het kader van de Wet natuurbescherming. AERIUS is (wettelijk) voorgeschreven in de Regeling natuurbescherming, zodat het de rekenkundige basis vormt voor natuurvergunningen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen met een ‘aanhaakplicht vanwege Natura 2000-activiteiten’. Jaarlijks wordt AERIUS geactualiseerd, zodat bij de berekeningen wordt uitgegaan van de meest actuele wetenschappelijke kennis over emissies en depositie. Hierdoor kan een berekening met een nieuwe versie van AERIUS tot een andere stikstofdepositie leiden ten opzichte van een vorige versie van AERIUS. (meer…)

2022-11-18T12:05:05+01:00

STIJL-figuren: Bart Wernik, advocaat

Wie: Bart Wernik
Functie: advocaat
Werkt bij STIJL Advocaten sinds: 1 april 2022
STIJL in drie woorden: professioneel, specialistisch, gemoedelijk

“Ik had behoefte aan verdieping”

Waarom STIJL?
“Na mijn beëdigding als advocaat werd ik lid van de Jonge Balie in Haarlem. Zo leerde ik Laurens van Til kennen. Ik vertelde hem dat ik me bij mijn vorige werkgever, de provincie Noord-Holland, voornamelijk bezighield met algemene adviesvragen. In de jaren daarvoor werkte ik bij een commercieel advocatenkantoor in Haarlem. Leerzaam, maar ook daar had ik me in de breedte ontwikkeld. Ik had behoefte aan verdieping. Laurens van Til raadde STIJL aan, het nichekantoor waar hij sinds een halfjaar werkte. De partners waren op zoek naar nieuwe advocaten. Zo is het balletje gaan rollen. Eind december had ik mijn sollicitatiegesprek, in de lente begon ik bij STIJL. In de maanden daartussen richtte ik me met veel plezier op iets anders: de verbouwing van het huis dat mijn zwangere vriendin en ik net gekocht hadden.”

Bart: “Mijn technisch-praktische achtergrond komt bij STIJL goed van pas.”

Op weg naar STIJL
“Ik hou ervan om met mijn hoofd en mijn handen te werken. Ik kom van oorsprong uit de bouw. Daar ben ik aan de slag gegaan, toen ik als 16-jarige van het vmbo kwam. Al snel was ik werkvoorbereider. Toen er niemand was waarnaar ik op kon kijken, ben ik mezelf gaan omscholen. Eerst volgde ik de avond-havo, toen het vwo. En op mijn 24e ging ik naar de universiteit. Iets waarvan veel mensen in mijn omgeving dachten dat het voor mij niet was weggelegd. Het was een prachttijd, de studie Rechten ging me gemakkelijk af, ik vond alles interessant. Het leuke van de advocatuur vind ik het uitzoeken, het puzzelen. Jezelf in een dossier verliezen. Mijn technisch-praktische achtergrond komt nu bij STIJL goed van pas.”

Resultaat met STIJL
“Ik houd me vooral bezig met contractaansprakelijkheden op het gebied van civiel bouwrecht. Concrete zaken, waarbij je snel resultaat ziet. Bij STIJL hoop ik ooit specialist op het vlak van bouw- en vastgoedrecht te worden. Ik wil samenwerken met en leren van experts op dit terrein. STIJL is klein maar heeft veel kennis in huis. Kijk ook maar naar alle boeken in de bibliotheek. Die staan er niet voor de sier. Ik werk nog niet zo lang bij STIJL, maar ik voel nu al dat het een bedrijf is dat goed is voor zijn personeel. Het team houdt van aanpakken, net als ik, maar de sfeer is gemoedelijk. Ik voel me hier meer dan welkom.”

Tekst: Iris Stam
Foto: Bettina Traas

2022-10-05T10:10:26+02:00

STIJL-figuren: Rowena Göbel, secretaresse

Wie: Rowena Göbel
Functie: secretaresse
Werkt bij STIJL Advocaten sinds: 1 mei 2021
STIJL in drie woorden: efficiënt, vriendelijk, persoonlijk

“Trots dat ik het avontuur ben aangegaan”

Waarom STIJL?
“Ik ben klantgericht, vriendelijk en altijd in voor een gezellig praatje. Jarenlang was ik fulltime schoonheidsspecialiste. Heel leuk om op die wijze met mensen te werken. Maar ik wilde op den duur toch een wat inhoudelijker baan. De administratief-juridische dienstverlening trok me. Daar heb ik toen een driejarige opleiding in gevolgd, naast mijn werk in de salon. Nadat ik geslaagd was, ben ik rustig op zoek gegaan naar een baan. Ik heb toen heel even bij een incassobureau gewerkt. Die baan maakte me niet echt vrolijk. Alleen maar achter schulden aangaan was niets voor mij. Daarna kwam ik bij STIJL terecht. De positieve verhalen tijdens de sollicitatie maakten me enthousiast. En bleken helemaal te kloppen.”

Onderweg met STIJL
“Als je van school komt weet je al best wat, maar veel ook niet. Bij STIJL krijg ik de tijd en de kans om mezelf te ontwikkelen. Kelly en Maria hebben me goed geholpen om alles uit te leggen. Ik kan bij onduidelijkheden altijd bij deze gezellige en ervaren collega’s terecht. Omdat ze al lang in het vak zitten, kan ik aardig wat van ze leren. Ze geven me veel tips. Ook de advocaten zelf zijn heel behulpzaam. Ze nemen de tijd om mijn vragen te beantwoorden. STIJL is gericht op vastgoedrecht. Ik heb stage gelopen bij een makelaarskantoor. Bepaalde elementen uit de makelaardij zie ik nu bij STIJL terugkomen. En tegelijkertijd zie ik een andere kant. Dat vind ik boeiend. Het meest interessante van mijn baan? Dat ik met zoveel dingen tegelijk bezig ben en dat het werk oplossingsgericht is. Het lijkt ’s ochtends heel chaotisch, maar al gauw is er overzicht. En aan het einde van de middag is alles weer voor elkaar.”

Rowena: “Ik wil blijven groeien in het vak, groter worden als secretaresse.”

Resultaat met STIJL
“Bij STIJL beginnen vond ik een uitdaging. Waar zou ik terechtkomen? Zou het niet te ingewikkeld zijn, met al die regels, systemen, processen en vaktaal? Aanvankelijk dacht ik inderdaad: best moeilijk. Nu ben ik er trots op dat ik het avontuur ben aangegaan. Dat het me gelukt is. Dat ik steeds meer begrijp en kan toepassen, beter weet hoe een advocatenkantoor draait. Maar er is nog veel meer dat ik kan en wil leren. Ik wil blijven groeien in het vak, groter worden als secretaresse. Buiten het werk besteed ik veel tijd aan fitness en zwemmen en leuke dingen doen met mijn partner, vriendinnen en mijn familie. Mijn vroegere werk heb ik overigens nog niet helemaal losgelaten. Om de week sta ik op zaterdag in de schoonheidssalon. Meer als hobby dan als werk. Heel gezellig om mijn vroegere collega’s en klanten te blijven zien.”

Tekst: Iris Stam
Foto: Bettina Traas

2022-10-05T10:10:08+02:00

Warmteplan Sluisbuurt houdt stand bij Raad van State

Onlangs heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State middels een uitspraak een einde gemaakt aan de juridische strijd over het warmteplan voor de Sluisbuurt in Amsterdam. Advocaat Jaap Wieland van Stijl advocaten licht de uitspraak toe. 

Met een recente uitspraak van 16 februari 2022 [ECLI:NL:RVS:2022:517] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een einde gemaakt aan de juridische strijd over het warmteplan voor de Sluisbuurt in Amsterdam. Het warmteplan is daarmee onherroepelijk geworden. Dit betekent dat er voor huizen en gebouwen in de Sluisbuurt een verplichting bestaat om aan te sluiten op het warmtenet. Onduidelijk blijft of een warmtepomp, gevoed door zonnepanelen, daarbij geldt als een gelijkwaardig alternatief voor een aansluiting op het warmtenet.

Duurzaamheidsambities
Gelet op de duurzaamheidsambities van Amsterdam heeft de gemeente besloten dat de nieuwbouwwijk Sluisbuurt op het Zeeburgereiland een aardgasvrije wijk moet worden. Daartoe heeft de gemeente in 2018 een warmteplan opgesteld. In dat plan is de verplichting opgenomen om alle huizen en gebouwen in de wijk aan te sluiten op het warmtenet van Westpoort Warmte. De warmte is daarbij afkomstig uit het Oostelijk Havengebied. De Stichting Amsterdam Fossielvrij is het niet eens met het warmteplan, omdat daarin op een verkeerde wijze invulling zou worden gegeven aan de gelijkwaardigheidstoets uit het Bouwbesluit. Volgens de Stichting heeft de gemeente in het warmteplan ten onrechte een warmtepomp, gevoed door zonnepanelen, niet aangemerkt als gelijkwaardig alternatief voor een aansluiting op het warmtenet. Bewoners en bedrijven die dat willen kunnen er dus niet voor kiezen om, in plaats van hun woning of gebouw aan te sluiten op het warmtenet, een elektrische warmtepomp te installeren, terwijl dat volgens de Stichting juist nog beter is voor het milieu.

Uitspraak rechtbank
Bijna twee jaar geleden heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het door de Stichting Amsterdam Fossielvrij ingestelde beroep (Rb Amsterdam 24 april 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2413). Daarbij heeft de rechtbank de Stichting Amsterdam Fossielvrij gelijk gegeven en geoordeeld dat de gemeente in het warmteplan niet mocht bepalen dat een warmtepomp, gevoed door zonnepanelen, geen gelijkwaardig alternatief is voor een aansluiting op het warmtenet. De gemeente is hiertegen in hoger beroep gegaan. De belangrijkste reden daarvoor was dat het toestaan van alternatieven voor aansluitingen op het warmtenet, een collectief warmtenet als oplossing voor verduurzaming van de energievoorziening erg onzeker zou maken. Het aanleggen van een warmtenet zou dan niet meer rendabel zijn.

Uitspaak Raad van State
Vorige week heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep. In die uitspraak draait alles om hoofdstuk 4 van het warmteplan. In dit hoofdstuk geeft de gemeente handvatten op basis waarvan de gelijkwaardigheid van alternatieven voor aansluiting op het warmtenet moeten worden beoordeeld. Op de zitting bij de Raad van State heeft de gemeente toegelicht dat de in hoofdstuk 4 genoemde voorbeelden – in het bijzonder het rekenvoorbeeld over het niet meerekenen van zonnepanelen – alleen illustraties zijn. Daarmee is volgens de gemeente niet uitgesloten dat er gevallen kunnen zijn waarbij zonnepanelen als een gelijkwaardig alternatief voor de aansluiting op het warmtenet worden aangenomen.

Geen besluit, warmteplan definitief
De Raad van State concludeert dat hoofdstuk 4 van het warmteplan geen besluit is waartegen beroep kan worden ingesteld. Belangrijk daarbij is dat de gemeente pas bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een huis of een gebouw een oordeel geeft over de gelijkwaardigheid van een alternatief voor aansluiting op het warmtenet. Hoofdstuk 4 van het warmteplan kan daarbij dienen als mogelijke invulling van het begrip gelijkwaardigheid, maar daarbij is niet bindend vastgelegd hoe de gelijkwaardigheidsbeoordeling moet worden ingevuld. Hoofdstuk 4 is dan ook niet op rechtsgevolg gericht, zodat het geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld. Vanwege het ontbreken van het besluitkarakter kon de rechtbank dan ook geen oordeel geven over de beroepsgronden van de Stichting Amsterdam Fossielvrij over de rechtmatigheid van hoofdstuk 4 van het warmteplan. Vanwege het ontbreken van het besluitkarakter had de gemeente het bezwaar van de Stichting tegen hoofdstuk 4 van het warmteplan niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Raad van State doet dat nu alsnog. Daarmee is het Warmteplan definitief geworden en geldt er dus een aansluitplicht voor huizen en gebouwen.

De uitspraak betekent echter ook dat de Raad van State geen oordeel geeft over de vraag of een warmtepomp, gevoed door zonnepanelen, kan gelden als een gelijkwaardig alternatief voor een aansluiting op het warmtenet. Of dat het geval is, zullen latere procedures moeten uitwijzen.

Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. J. Wieland. Klik hier voor het gepubliceerde artikel op www.vastgoedjournaal.nl.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.

Afbeelding zonnepanelen ter illustratie (pexels.com)

2022-02-23T14:29:36+01:00
Ga naar de bovenkant