Over Tristan Naber

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far Tristan Naber has created 401 blog entries.

Vertrouwensbeginsel en toezegging. Aan bekendmaking van een omgevingsvergunning van rechtswege kan niet het vertrouwen worden ontleend dat een verbeurde dwangsom niet zal worden ingevorderd

In haar uitspraak van 30 november 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat gerechtvaardigd vertrouwen dat een dwangsom niet zal worden ingevorderd, niet kan worden ontleend aan (de bekendmaking van) een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Dat is in de kern de boodschap van een recente uitspraak van de Raad van State. Dat oordeel is logisch, omdat deze vergunning van rechtswege niets zegt over de aanwending van de bestuursbevoegdheid om een dwangsom in te vorderen. Maar hoe zit het dan met het feit dat de invordering van de last is gebaseerd op overtredingen die dateren van ná de datum van bekendmaking van de omgevingsvergunning van rechtswege? Daarover oordeelt de Raad van State dat aan het belang van die invordering veel gewicht moet worden toegekend. Het feit dat een vergunning van rechtswege is verleend en sprake is van legalisatie, is niet zodanig bijzonder dat de dwangsom niet toch mag worden ingevorderd, aldus de Raad van State.

Thom Groot bespreekt de uitspraak in het tijdschrift AB. Zijn noot is via onderstaande link te lezen.

Download de noot: AB-2023-110

2024-01-09T16:20:35+01:00

Gelijkstelling met besluit. Afwijzing aanvraag herziening bestemmingsplan voor het mogelijk maken van een supermarkt door niet-belanghebbende.

In haar uitspraak van 7 september 2022 specifieert de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State haar rechtspraak dat een weigering om een bestemmingsplan vast te stellen gelijk moet worden gesteld met een besluit, waartegen door een belanghebbende bezwaar of beroep kan worden ingesteld. De specificering zit hem er in dit niet anders is indien de weigering om een bestemmingsplan vast te stellen volgt op een verzoek van een niet-belanghebbende. De uitkomst van de uitspraak lijkt Thom Groot wenselijk, omdat (de Omgevingskamer van) de Raad van State nu over elke weigering om een bestemmingsplan vast te stellen kan oordelen, of het nu gaat om een aanvraag van een belanghebbende of niet.

Thom Groot bespreekt de uitspraak in het tijdschrift AB. Zijn noot is via onderstaande link te lezen.

Download de noot: AB 2023/157

2023-12-08T10:33:28+01:00

Nieuwe CPI-berekeningsmethode, hoe zit dit nu precies?

Er is de laatste tijd veel te doen (geweest) over de hoge huurprijsindexaties en de nieuwe berekeningsmethode van de CPI (consumentenprijsindex) van het CBS. Huurprijsindexatie is (doorgaans) gebaseerd op de CPI. In dit nieuwsbericht wordt kort stil gestaan bij de aanleiding voor de nieuwe CPI-berekeningsmethode en de gevolgen daarvan voor de praktijk.

Aanleiding voor nieuwe CPI-berekeningsmethode

De CPI van het CBS meet de prijsontwikkeling van (bijna) alle goederen en diensten die de consument aanschaft, waaronder ook energie. Het is algemeen bekend dat de energieprijzen in 2022 aanzienlijk zijn gestegen, mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De CPI is als gevolg daarvan in 2022 ook aanzienlijk gestegen. De reden van deze aanzienlijke stijging is dat de CPI tot voor kort was gebaseerd op uitsluitend nieuwe (energie)contracten. De nieuwe berekeningsmethode voor de CPI die het CBS heeft geïntroduceerd, gebruikt niet meer alleen nieuwe (energie)contracten voor de berekening van de CPI, maar kijkt ook verder terug naar oude contracten. Hiermee wordt een realistischer beeld van de inflatie gepresenteerd. Dit sluit, aldus het CBS, beter aan bij de actuele marktontwikkelingen. De nieuwe berekeningsmethode is van toepassing vanaf juni 2023. Deze methode leidt tot een minder hoog CPI-cijfer en dus tot minder hoge huurindexatie.

Gevolgen nieuwe berekeningsmethode

Huurders zijn niet blij met de forse huurverhogingen ten gevolge van de flink gestegen CPI. Hierover zijn inmiddels diverse rechtszaken gevoerd tussen huurders en verhuurders. Uit de rechtspraak volgt dat (nagenoeg) alle rechters van oordeel zijn dat de gestegen (oude) CPI en forse huurindexaties niet kunnen worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid. Dan rest de vraag of de forse huurindexaties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De rechtspraak laat op dit punt een iets wisselender beeld zien, maar de rode draad lijkt te zijn dat een (forse) huurindexatie op grond van de (oude) berekeningsmethode van de CPI niet onaanvaardbaar is.

Uit een uitspraak van de kantonrechter Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2023:10295) lijkt te volgen dat de forse huurindexatie uiteindelijk bij toekomstige huurindexaties wordt gecorrigeerd door de nieuwe berekeningsmethode van de CPI. Zo bezien lijken huurders er onderaan de streep niet (veel) slechter vanaf te komen als tot juni 2023 de oude berekeningsmethode wordt gebruikt. De kantonrechter acht het in deze specifieke zaak echter wel onaanvaardbaar dat huurder het jaar tussen de huurindexatie via de nieuwe en de oude berekeningsmethode meer huur betaalt dan in de situatie dat ook in 2023 al middels de nieuwe berekeningsmethode zou zijn geïndexeerd. Er lijkt op basis van deze uitspraak dus wel een mogelijkheid voor huurders te bestaan om de hoge huurverhoging (deels) terug te krijgen. Of een huurder hierop aanspraak kan maken, hangt af van de maand dat wordt geïndexeerd en de specifieke afspraken in de huurovereenkomst. Het ging in de zaak die de kantonrechter Rotterdam voorlag om een indexatie per januari 2023.

Als gezegd, wordt de CPI vanaf juni 2023 berekend via de nieuwe methode. De tot en met mei 2023 gepubliceerde CPI-cijfers worden niet herzien. De indexatieclausule in de ROZ huurcontracten gaan uit van een berekeningsformule met het indexcijfer van de maand die vier maanden voor de kalendermaand ligt waarin de huurprijs wordt aangepast, gedeeld door het indexcijfer van de maand die ligt zestien maanden voor de maand waarin de huurprijs wordt aangepast. Dit betekent dat er bij huurindexaties tot en met september 2024 wordt gerekend met de oude methode (mei 2023) en de nieuwe methode (juni 2024). Dit noemt het CBS een ‘methodebreuk’. De methodebreuk betekent een breuk in het gebruik van methodes en houdt in dat de inflatie niet alleen wordt beïnvloed door werkelijke prijsontwikkelingen, maar ook door de vergelijking van de CPI volgens de nieuwe met die volgens de oude methode. Het is nog onduidelijk wat hiervan precies de gevolgen zullen zijn en of hierin nog een opening voor huurders is gelegen om een (hoge) huurindexatie aan te kaarten bij de rechter.

Heeft u vragen over het voorgaande en/of uw huurindexering(en), neem dan contact op met onze huurrechtspecialisten Laura Kruitwagen of Laurens van Til via 0203469980, of per e-mail (kruitwagen@stijladvocaten.nl of vantil@stijladvocaten.nl).

2023-12-06T11:37:46+01:00

Twee jaar Didam-arrest: navigeren in woelig vaarwater

Het Didam-arrest. Het blijft vooralsnog navigeren in woelig vaarwater. Hoewel het arrest inmiddels twee jaar oud is, staat het nog steeds volop in de belangstelling. Dat heeft inmiddels tot ongeveer 100 gepubliceerde uitspraken van lagere rechters geleid. Maar nog steeds bestaat er veel onduidelijkheid voor vastgoedtransacties. De hoogste tijd om weer een tussenbalans op te maken. Truke den Uyl-Slagter en Jaap Wieland doen dat in een deze week verschenen artikel in BR 2023/80. Het volledige artikel kunt u hieronder downloaden.

Bouwrecht, BR 2023/80, december 2023, mr. dr. J. Wieland en mr. G.K. den Uyl-Slagter

Download de publicatie: BR 2023/80

2023-12-05T11:21:59+01:00

Exceptieve toetsing van planregels en het evidentiecriterium

AB Rechtspraak Bestuursrecht, AB 2023/271, mr. T. Groot.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wil van geen wijken weten wat betreft het zogenoemde ‘evidentiecriterium’ bij exceptieve toetsing van planregels met open normen en dynamische verwijzing naar beleidsregels. De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 6 september jl. namelijk dat een planregel met een open norm en een dynamische verwijzing naar een planologische beleidsregel exceptief behoort te worden getoetst aan dit criterium.

De Afdeling volgt op dit punt niet de eerdere conclusie van staatsraad A-G Nijmeijer. Volgens Thom Groot verdient de uitspraak een kritische noot. Meer weten? U kunt de uitspraak met annotatie lezen via onderstaande link.

Download de publicatie: AB 2023 271

2023-11-29T15:27:43+01:00

Einde tijdelijke verhuur woonruimte

Vermoedelijk zullen verhuurders van woonruimte vanaf begin volgend jaar in beginsel alleen nog maar (vaste) huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd kunnen sluiten. Het sluiten van tijdelijke huurovereenkomsten zal alleen nog mogelijk zijn onder strenge voorwaarden en in specifieke gevallen. Een algemene maatregel van bestuur waarin alle uitzonderingen worden beschreven, volgt nog. Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie dat verhuurder naaste familie in de woning wil laten wonen of als verhuurder na een verblijf in het buitenland zelf weer in de woning wil gaan wonen. Tijdelijke verhuur aan studenten blijft mogelijk. Ook verhuur van woonruimte waarbij het gebruik naar zijn aard van korte duur is of tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandwet blijft mogelijk. Bestaande tijdelijke huurovereenkomsten mogen blijven bestaan. Eén en ander volgt uit de nieuwe wet ‘Wet vaste huurcontracten’. De wet treedt naar verwachting in werking per 1 januari 2024. Zodra de datum van inwerkingtreding definitief bekend is, zullen wij dit berichten.

In geval van vragen, kunt u contact opnemen met Laura Kruitwagen.

2023-11-17T10:44:48+01:00
Ga naar de bovenkant