Wie: Benno Tempel, directeur Kunstmuseum Den Haag
“Architectuur moet een werking hebben, net als kunst”
Als directeur van Kunstmuseum Den Haag huist Benno Tempel dagelijks in het laatste en misschien wel mooiste meesterwerk van Hendrik Petrus Berlage. Een architect die hij omarmt, zeker wanneer hem naar zijn visie op de inrichting van Nederland wordt gevraagd.
“De beste periode van de woningbouw stamt wat mij betreft uit de tijd van Plan Zuid in Amsterdam. Het mooie van de architectuur uit die periode, begin 20e eeuw, is dat het ongelooflijk sterk is. Als je naar de masterplannen van Berlage kijkt, zie je dat er op een heel simpele manier werd gewerkt met een extreem groot resultaat. Dat komt met name door de expressiviteit van het gebruikte materiaal: baksteen en dakpannen. Die twee elementen geven de gevels een bijzondere expressie. Daarnaast bedacht Berlage spannende aandachtspunten, zoals een poort in het midden van een partij woningen, een gevel die uitsteekt, torens op de hoeken. Die accenten voegen schoonheid toe. Berlages visie lag ver af van het idee dat elk huis een balkonnetje moet hebben.”
We zijn nu ruim honderd jaar verder, Plan Zuid heeft een beschermde status gekregen en Berlages architectuur vormt volgens Tempel nog steeds een verrijking voor de stad. “Of het nu tuinsteden zijn voor arbeiders, grote huizenblokken voor appartementen of villa-achtige wijken; zijn ontwerpen hebben allemaal een tijdloze kwaliteit. Ik denk dat die kwaliteit noodzakelijk is. We moeten ervoor waken om niet alleen maar iets te bouwen om mensen ‘weg te kunnen zetten’ omdat er huizennood is. Dat wat we nu bouwen moet ook over 15, 20, 30 jaar nog steeds een aanwinst zijn voor de stad. Want uiteindelijk is een huis niet alleen om in te wonen; het draagt ook bij aan je welbevinden. Architectuur heeft een uitstraling, een werking. Net zoals alles wat kunst is. En die werking beïnvloedt het gemoed van de mensen die zich daar bewegen. Ik pleit dan ook niet alleen voor een masterplan dat draait om meer woningen voor alle woningzoekenden, maar ook voor een masterplan waarin schoonheid wordt gegarandeerd.”
Als Tempel het voor het zeggen had, zou er veel meer met masterplannen worden gewerkt. “Waarin je niet alleen de woningen maar ook de infrastructuur meeneemt, dus zowel het groen als de culturele voorzieningen. Dan denk je niet vanuit een pand, blok of straat, maar vanuit een wijk. In Nederland hebben we een sterke stedelijke cultuur. Amsterdam is een andere stad dan Utrecht, en Utrecht is weer heel anders dan Den Bosch. Dat zou je ook in die masterplannen willen blijven terugzien. Op die manier kunnen steden hun identiteit behouden.”
Over de huidige trend van bouwen in de hoogte is de museumdirecteur ook uitgesproken: “Daar heb ik maar één woord voor: lachwekkend! Hoe kun je twee woontorens naast elkaar bouwen? Ik zie het in Amsterdam, Rotterdam en andere grote steden. De voorste toren haalt de zon weg van de achterste. Maar die achterste toren heeft wel balkons, waar dus nooit een zonnestraal komt. Dat is aan een tekentafel bedacht zonder na te denken over de omgeving. Dat vind ik zo ridicuul. Je kan bijna zeggen dat het verspilling van geld is, want al die balkons hadden niet gehoeven. Behalve dan dat buitenruimte aantrekkelijk klinkt voor de verkoop. Ik zou denken: geef die bewoners 12 vierkante meter extra binnenruimte, daar hebben ze meer aan. Ik zie dit als een schoolvoorbeeld van wat je fout ziet gaan in Nederland. Net als het plaatsen van hele grote ramen waardoor je door het huis van de buren heen kijkt. Dat hoeft niet. Denk even terug aan Berlage: door panden te laten verspringen in hoogte, zou men vrijer kunnen wonen. Met de techniek van vandaag de dag zou dat eerder eenvoudiger dan moeilijker moeten zijn.”
Tekst: Maaike Staffhorst
Foto: Robin de Puy