In een recente zaak (ECLI:NL:HR:2016:340) kreeg de Hoge Raad wederom de vraag voorgelegd wat het verschil is tussen de begrippen ‘grenzen van de rechtsstrijd’ en ‘het door grieven ontsloten gebied’. Eerder had de Hoge Raad zich ter zake al uitgesproken in het arrest Heesakkers/Voets (ECLI:NL:HR:2013:691), maar dat arrest had niet alle onduidelijkheid weggenomen.

Het volgende was aan de hand: een huurder had in strijd met de uitdrukkelijke bepalingen van de huurovereenkomst zijn woning onderverhuurd. Verhuurder kwam daar achter en vorderde de verdiensten van de huurder op, alsmede de contractuele boete, zij het gematigd. Over die boete gaat het hier. De boete was contractueel vastgesteld op € 125,- per dag van overtreding – en dat zou gelet op het aantal dagen van overtreding neer zijn gekomen op € 80.000,-. Dat vond kennelijk ook de verhuurder te gortig en dus had zij de boete gematigd tot € 10.000,-. Huurder bestreed niettemin (ook) deze boete. De kantonrechter wees de boete toe, zeggende dat toetsing van dit boetebeding aan Richtlijn 93/13 (betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten) niet mogelijk was, omdat niet viel te zeggen welke schade verhuurder had geleden. Het hof bevestigde deze uitspraak, zeggende dat in casu geen ruimte was voor toepassing van artikel 6:94 BW. En het hof liet ook de Richtlijn 93/13 buiten toepassing, omdat het boetebeding an sich niet werd bestreden (dus niet door grieven was ontsloten).

De Hoge Raad oordeelde (in navolging van Heesakkers/Voets) dat de rechter ambtshalve heeft na te gaan of een beding uit het oogpunt van de in Richtlijn 93/13 gegeven criteria oneerlijk is ook indien hij daarbij buiten het door de grieven ontsloten gebied moet treden.

In casu strekten de aangevoerde grieven er niet toe om het boetebeding op zichzelf ongeldig te verklaren; daarmee vallen de als recht van openbare orde aan te merken regels van de Richtlijn dus buiten het door de grieven ontsloten gebied. Maar ze vielen, aldus de Hoge Raad, wel binnen de grenzen van de rechtsstrijd – die immers ging over de gevorderde (hoogte van de) boete. Onder die omstandigheden had het hof, aldus de Hoge Raad, ambtshalve, buiten de inhoud van de grieven om, moeten nagaan of het boetebeding oneerlijk was in de zin van de Richtlijn.

Het lijkt er dus op dat niet slechts bezien moet worden of een beding an sich onredelijk is, maar ook hoe een (on)redelijk) beding, alle omstandigheden in aanmerking genomen, uitwerkt. De zaak is ter afhandeling verwezen naar een ander hof.

Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met prof. mr. dr. C.A. Adriaansens of mr. W. den Harder.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.