Artikel 18 lid 2 van de ROZ Algemene bepalingen inzake huur en verhuur van bedrijfsruimte luidt:
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurster verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurster aan verhuurster van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van EUR 300,- per maand.
De vraag is of die boete cumulatief werkt, dus dat als de huur – zeg – over mei niet tijdig is betaald en ook niet in een van de navolgende maanden, er telkens per opvolgende maand een boete van 2% verschuldigd is met een minimum van EUR 300,-. Of mag de boete per te laat betaalde maand maar één keer in rekening worden gebracht?
Daar wordt verschillend over gedacht. Zelfs binnen dezelfde rechtbank. Zo oordeelde de kantonrechter te Roermond op 19 april jl. dat de boete wel degelijk als cumulatief moet worden gezien (ECLI:NL:RBLIM:2017:3514, ro 3.39), terwijl de kantonrechter te Maastricht nog geen maand later op basis van exact dezelfde boeteclausule meende dat geen redelijk handelende contractspartij zoiets bedoeld kan hebben (ECLI:NL:RBLIM:2017:4371; ro. 3.6.1.).
Tijd dus voor enige verduidelijking van de kant van de makers van het ROZ-model. En voor enig intern kantonrechters overleg in Limburg – en ook daarbuiten.
Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met prof. mr. dr. C.A. Adriaansens en/of mr. T.E. Hovius.
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.