In een uitspraak van 24 april 2020 heeft de rechtbank Amsterdam uitgemaakt dat de vaststelling van een warmteplan een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen beroep kan worden ingesteld. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de gemeenteraad in het warmteplan niet mag afbakenen welke gelijkwaardige alternatieven zijn toegestaan.

De gemeenteraad van Amsterdam heeft in december 2018 het warmteplan Sluisbuurt vastgesteld. In dat warmteplan is de aansluitplicht in de Sluisbuurt op het warmtenet van Westpoort Warmte vastgelegd. In het plan is ook geregeld op welke wijze afwijking van de aansluitplicht mogelijk is. De Stichting Fossielvrij is het daar niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld tegen de vaststelling van het warmteplan. Op 24 april 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:2413) heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan. Naar die uitspraak werd reikhalzend uitgekeken door warmtenetbeheerders en -exploitanten, gemeenten en ontwikkelaars, omdat het de eerste uitspraak van de bestuursrechter is over de vaststelling van een warmteplan.

Twee vragen stonden centraal. In de eerste plaats de vraag of het überhaupt mogelijk was om beroep in te stellen tegen een warmteplan. Om beroep te kunnen instellen moet sprake zijn van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Daarvoor is onder andere nodig dat de beslissing van de gemeenteraad rechtsgevolg heeft. De rechtbank oordeelt dat dit zo is. Het vaststellen van een warmteplan houdt namelijk een besluit in van de gemeenteraad tot de aanleg van een warmtenet. Uit het Bouwbesluit volgt dat als er een warmtenet is, er een aansluitplicht op dat warmtenet ontstaat. Het ontstaan van die plicht is dus het rechtsgevolg van het vaststellen van het warmteplan.

De tweede vraag die aan de orde kwam, was of het is toegestaan om af te zien van aansluiting op het warmtenet als er alternatieven, zoals zonnepanelen, voorhanden zijn. Op grond van het Bouwbesluit geldt een aansluitplicht op het warmtenet zolang niet alle geplande aansluitingen zijn gerealiseerd. De bedoeling van deze bepaling om ervoor te zorgen dat een warmtenet rendabel is. Een uitzondering op deze aansluitplicht geldt echter voor degene die een gelijkwaardig alternatief voor warmtevoorziening toepast. De gelijkwaardigheid wordt getoetst aan de duurzaamheidsvereisten die zijn neergelegd in het warmteplan. Als dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, die in het warmteplan zijn voorgeschreven, op een andere wijze kan worden bereikt, dan hoeft het bouwwerk niet te worden aangesloten op het in het warmteplan aangewezen warmtenet. De gemeenteraad heeft er in het warmteplan voor gekozen om zonnepanelen niet te betrekken bij de beoordeling of een alternatief gelijkwaardig is aan aansluiting op het warmtenet. Hoewel de gemeenteraad voorstander is van de aanleg van zonnepanelen, moeten zonnepanelen worden gebruikt om in de bestaande elektriciteitsvraag te voorzien en niet in de plaats komen van stadswarmte. De raad heeft daarvoor gekozen omdat, als bewoners individueel voor zonnepanelen kiezen, het gebruik van een warmtenet voor energiebedrijven ongewis en financieel onrendabel wordt. Volgens de rechtbank mag deze beperking niet worden gesteld. De gemeenteraad beperkt op deze manier immers de gelijkwaardigheidstoets en treedt daarmee buiten de hem toekomende bevoegdheid. De gemeenteraad kan bewoners dus niet verbieden om, in plaats van aan te sluiten op het warmtenet, te kiezen voor zonnepanelen.

De gevolgen van de uitspraak van de rechtbank zijn verstrekkend. In de eerste plaats, omdat een warmteplan vatbaar is voor beroep en er dus over kan worden geprocedeerd. In de tweede plaats, omdat gemeenten gelijkwaardige alternatieven voor aansluitingen op het warmtenet niet zomaar kunnen verbieden. Daarmee kan de haalbaarheid van warmtenetten wel eens onder druk komen te staan. Daarbij moet overigens wel worden opgemerkt dat met de komst van de Omgevingswet de regels voor warmtenetten zullen wijzigen. Gemeenten lijken daarbij meer ruimte te krijgen om eigen afwegingen te maken.

Tegen de uitspraak van de rechtbank loopt inmiddels hoger beroep bij de Raad van State. Het laatste woord is dus nog niet gezegd over bovenstaande onderwerpen.

Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. J. Wieland. Klik hier voor het gepubliceerde artikel op www.vastgoedjournaal.nl.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.