Vandaag hebben de staatsraden advocaat-generaal van de Raad van State, Wattel en Widdershoven, een belangwekkende conclusie genomen over de evenredigheidstoets door de bestuursrechter. De conclusie gaat in op de vraag hoe indringend de bestuursrechter bestuurlijke maatregelen (zoals een woningsluiting of een dwangsom) moet toetsen en wat daarbij de betekenis is van het evenredigheidsbeginsel.
Kort samengevat komt de aanbeveling van Wattel en Widdershoven er op neer dat de bestuursrechter de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel moet aanpassen. Zij vinden dat de bestuursrechter de intensiteit van de toetsing van bestuurlijke maatregelen meer moet laten afhangen van de concrete belangen die bij een besluit zijn betrokken. Daarnaast vinden Wattel en Widdershoven dat de bestuursrechter een bestuurlijke maatregel ook aan het evenredigheidsbeginsel moet kunnen toetsen als de wet bepaalt dat de maatregel moet worden opgelegd (dus bij gebonden beschikkingen).
Meer oog voor menselijke maat
Kortom, de bestuursrechter moet bij het toetsen van bestuurlijke maatregelen meer oog moet hebben voor de menselijke maat. Gelet op de recente toeslagenaffaire, waarin de Belastingdienst onevenredig grote bedragen van ouders terugvorderde, is de conclusie van vandaag geen toeval.
Betekenis voor de vastgoedpraktijk
De conclusie gaat vooral over de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in het geval van bestuurlijke maatregelen (zoals een woningsluiting of een dwangsom), waarbij de belangen van derden niet of in mindere mate een rol spelen. In de conclusie wordt echter ook kort iets gezegd over de toetsing in het ruimtelijke ordeningsrecht (of: planologisch omgevingsrecht), waarin de belangen van derden meestal wel (op de voor- of achtergrond) betrokken zijn. Uitgangspunt in het ruimtelijke ordeningsrecht is en blijft dat overheden een grote mate van beoordelings- en beleidsruimte hebben. Gemeenten bepalen in belangrijke mate zelf wat moet worden begrepen onder een ‘goede ruimtelijke ordening’.
Indringender toetsen
Toch valt op grond van deze conclusie te verwachten dat de bestuursrechter ook op de terrein van het ruimtelijke ordeningsrecht besluiten indringender zal gaan toetsen. De rechter zal daarbij beter onderzoeken in hoeverre algemene en particuliere belangen zijn betrokken bij de besluitvorming en in hoeverre die belangen serieus zijn meegewogen. Een goed voorbeeld van een zaak waarin de Raad van State dit al heeft laten zien, is de uitspraak van 30 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1424). In die uitspraak toetste de Raad van State veel kritischer dan voorheen of de door de gemeenteraad aangevoerde argumenten voor de weigering om een bestemmingsplan voor een nieuwe supermarkt vast te stellen voldoende zwaarwegend zijn.
Verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming
De consequentie van deze conclusie zal zijn dat gemeenten en vastgoedontwikkelaars bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de verlening van omgevingsvergunningen – maar ook bij de weigering daarvan – beter in beeld zullen moeten brengen welke algemene en particuliere belangen een rol kunnen spelen bij de besluitvorming en welk gewicht daaraan moet worden toegekend en waarom. De gemeente moet deze belangen op zorgvuldige wijze betrekken en meewegen bij de besluitvorming. Naar verwachting zal dit leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming. Het zal echter ook betekenen dat gemeenten en vastgoedontwikkelaars meer werk moeten maken van de voorbereiding van ruimtelijke besluiten. Doen zij dat niet, dan zullen zij er meer dan voorheen rekening mee moeten houden dat het besluit bij de bestuursrechter onderuit gaat.
Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. M.H.J. van Driel of mr. T. Groot. Klik hiervoor het gepubliceerde artikel op www.vastgoedjournaal.nl.
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.