In de zaak over de Europese Dienstenrichtlijn en de Appingedam-kwestie heeft de Afdeling bestuursrechtspraak 20 juni 2018 een tussenuitspraak gewezen ECLI:NL:RVS:2018:2062 (zie link). Daaruit blijkt dat de gemeente Appingedam de brancheringsregels in het geldende bestemmingsplan beter dient te onderbouwen. Deze zaak is van belang voor alle gemeenten in Nederland, omdat de Dienstenrichtlijn de gemeenten de plicht oplegt hun brancheringsregels deugdelijk te onderbouwen en kort gezegd om – nut en noodzaak – van die regels aan te tonen.
De raad van Appingedam moet volgens de Afdeling beter onderbouwen waarom het gerechtvaardigd is om reguliere detailhandel van het Woonplein te weren. Zolang dit niet is gebeurd, voldoen de brancheringsregels die de raad daarvoor in het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ had opgenomen niet aan de voorwaarden uit de Dienstenrichtlijn, aldus de Afdeling.
De casus
Wat was er in deze zaak ook al weer aan de hand? Het betreffende bestemmingsplan heeft betrekking op het Woonplein in Appingedam en staat daar alleen detailhandel in omvangrijke artikelen, zoals meubelen, keukens en bouwmaterialen, toe. De raad wil op die manier voorkomen dat zich reguliere detailhandel vestigt op het Woonplein, omdat dat negatieve gevolgen zou hebben voor het winkelgebied in het centrum. Maar volgens een eigenaar van winkelpanden aan het Woonplein (Visser Vastgoed) – die niet aan de Bristol kan verhuren wegens de brancheringsregels – zijn deze brancheringsregels in strijd met de Dienstenrichtlijn.
Brancheringsregels zijn territoriale beperkingen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Dienstenrichtlijn. Dergelijke beperkingen zijn toegestaan als ze voldoen aan de voorwaarden, genoemd in het derde lid. Dit betekent dat de brancheringsregels (a) niet discriminatoir mogen zijn (b) noodzakelijk zijn (= er moet een dwingende reden van algemeen belang zijn die de territoriale beperking rechtvaardigt) en (c) evenredig (= is de maatregel geschikt en gaat deze niet verder dan nodig is?) zijn.
De uitspraak
In de uitspraak van vandaag oordeelt de Afdeling in de eerste plaats dat het behoud van de leefbaarheid van het stadscentrum en het voorkomen van leegstand in binnenstedelijk gebied, noodzakelijk zijn voor de bescherming van het stedelijk milieu en een dwingende reden van algemeen belang vormen die branchering in het perifere wingelgebied rechtvaardigt (zie overweging 11.2). De Afdeling oordeelt in de tweede plaats dat nog niet kan worden uitgemaakt of aan de voorwaarde van evenredigheid uit artikel 15, derde lid, aanhef en onder c, van de Dienstenrichtlijn is voldaan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad op basis van algemene ervaringsregels veronderstelt dat indien op het Woonplein ook reguliere detailhandel zou worden toegelaten, dat zou zorgen voor een minder leefbaar centrumgebied met meer leegstaande winkels. Ervaringsregels vormen naar het oordeel van de Afdeling een onvoldoende onderbouwing voor de evenredigheid van de maatregel. Dat de voorliggende brancheringsregel geschikt is om te voorkomen dat het centrum minder aantrekkelijk wordt, dient naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak te worden onderbouwd ‘aan de hand van een analyse met specifieke gegevens’ (zie overweging 13.2). Nu dit niet is gebeurd, kan de Afdeling op dit moment (nog) niet beoordelen of de gemeenteraad redelijkerwijs de conclusie kon trekken dat de brancheringsregels evenredig zijn, dat wil zeggen ‘niet verder gaan dan nodig zijn om het beoogde doel te bereiken en of dat doel niet met andere, minder beperkende maatregelen kan worden bereikt’.
Vervolg
De raad van Appingedam krijgt van de Afdeling nu een half jaar de tijd om de evenredigheid van de brancheringsregels in het bestemmingsplan alsnog nader te onderbouwen dan wel het bestemmingsplan aan te passen (toepassing bestuurlijke lus). Daarna zal de Afdeling beoordelen of de raad aan de opdracht heeft voldaan en een einduitspraak doen over de vraag of de brancheringsregels in het betreffende bestemmingsplan zijn toegestaan.
Voor gemeenten is het van groot belang om bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen en het daarin opnemen van brancheringsregels een goede onderbouwing te geven van de noodzaak en de evenredigheid van deze brancheringsregels.
Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. M.H.J. van Driel, mr. T. Groot of mr. J. Wieland.
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.