Wie: Vincent Gruis, hoogleraar Housing Management TU Delft en voorzitter Transitieteam Circulaire Bouweconomie

Circulair bouwen is de nieuwe stip op de horizon

Op de vraag hoe Nederland er over vijftien jaar uitziet op het gebied van woningbouw kan Vincent Gruis duidelijk zijn: “Over 15 jaar zal de woningvoorraad er grotendeels hetzelfde uitzien. Het vastgoed van de toekomst staat er al. Wat wel verschil gaat maken is hoe we bouwen en renoveren.”

De woningbehoefte is groot. Om aan de vraag te voldoen moeten er een miljoen woningen bij de komende vijftien jaar. “Of dat aantal gehaald gaat worden is de vraag, maar we zullen verdichting in de steden krijgen door de toevoeging van hoogbouw en daarnaast verrast worden door nieuwe slimme concepten voor gezinswoningbouw”, voorspelt Vincent Gruis.

Hij verwacht dat een flink deel van de woningen industrieel gebouwd gaat worden. Huizen die bestaan uit elementen die in de fabriek in elkaar worden gezet en op de bouwplaats gemonteerd. “Snel en efficiënt, bovendien ben je zo minder afhankelijk van de schaarse arbeidskrachten. Alleen dat al maakt industrieel bouwen noodzakelijk en dat zie je ook op het netvlies van de bouwsector staan. Waarom zou je nog steen voor steen opstapelen?”
Naast het streven naar ‘snelheid door prefabricatie’ en energiezuinigheid is er volgens de hoogleraar steeds meer aandacht voor circulariteit. “Het efficiënter omgaan met grondstoffen staat hoog op de agenda. Dus willen we woningen die demonteerbaar zijn. Onderdelen die over vijftig jaar niet meer nodig zijn moeten eruit gehaald kunnen worden en hergebruikt voor iets anders. We willen dat alles zo lang mogelijk herbruikbaar is. Stel je bouwt nu woningen bij in een middelgrote stad. Als het over vijftig jaar niet meer wenselijk is om hier te wonen, kun je die woningen verplaatsen naar een regio die wel in trek is. Industrieel bouwen en het demontabel maken van woningen gaat goed. De wens is om 25% procent van de woningbouw op deze manier te vervaardigen.”

Gaan we nog verschil zien in hoe die woningen er aan de buitenkant uitzien? Gruis denkt van wel. “Vanwege het streven naar circulariteit is er een sterke drang naar het gebruik van bio-based materialen, zoals hout. Als je nieuwe bomen blijft planten kun je redelijk milieuvriendelijk bouwen. Hout gaat ook goed samen met industriële vervaardiging: hout is makkelijk te monteren en te vervoeren en kan nog lager in prijsniveau zijn ook, afhankelijk van de manier van bouwen.”

In 2050 moet de hele economie circulair zijn. Gaan we dat halen? Gruis: “Vanuit Europa komt daar steeds meer beleid voor. We moeten kijken wat voor typen normen de markt echt helpen. Marktpartijen willen wel aan de gang met circulariteit maar hebben streefnormen nodig; die komen uit de overheid. Vanuit het Transitieteam Circulaire Bouweconomie denken wij dat we ver komen als we de normen Milieu Kosten Indicator (MKI) en de Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) aanpassen. De methoden zijn voor beide instrumenten hetzelfde: het gaat over milieubelasting over de hele levensduur. De visie van het transitieteam is dat het goed zou zijn als rond 2030 voor alle bouwactiviteiten een maximum MKI wordt vastgesteld. De Rijksoverheid is ook beleid aan het ontwikkelen voor de normstelling. Het vergt veel van ambtenaren en experts om dat voor te bereiden want er moet goed worden gekeken naar welke aanpassingen en indicatoren nodig zijn om aan de ambitie te kunnen voldoen. Vanuit mijn rol in de bouwwereld denk ik dat dit een heel belangrijk thema is voor de nieuwe regering.”

Tekst: Maaike Staffhorst