Op 8 april jl. is het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet Covid-19 Justitie en Veiligheid’ ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel betreft een verzameling van spoedwetgeving en heeft als doel de continuïteit van het rechtsverkeer te waarborgen door bepaalde maatregelen mogelijk te maken die noodzakelijk zijn in verband met de Covid-19 uitbraak.

Bij de adviesaanvraag over dit wetsvoorstel is aan de Raad van State de vraag gesteld of de door de overheid genomen coronamaatregelen een geldige reden kunnen zijn om beslissingen op aanvragen en bezwaren later te mogen nemen. Over die vraag schreef ik eerder een bericht in Vastgoedjournaal.

Ik schreef toen dat termijn waarbinnen een bestuursorgaan moet beslissen wordt opgeschort als het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een besluit te nemen (artikel 4:15 lid 2, onder c, Awb). Ik schreef ook dat van overmacht niet snel sprake zal zijn. Ik achtte het echter goed denkbaar dat, gelet op de ontwrichtende aard van de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt om de Corona-uitbraak te beteugelen, de rechter uiteindelijk zal oordelen dat de Corona-crisis als overmacht kan worden aangemerkt en dus het hanteren van langere beslistermijn rechtvaardigt.

In het advies over het wetsvoorstel schrijft de Raad van State nu dat de crisis, zoals die zich voordoet, meebrengt dat zich vaker dan normaal situaties zullen voordoen waarin sprake is van overmacht in de zin van artikel 4:15, tweede lid, onder c, Awb. Of er daadwerkelijk sprake is van overmacht zal weliswaar van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

In het algemeen kan echter worden gesteld dat een crisissituatie, als die thans aan de orde, al snel zal leiden tot overmacht. Dat betekent dat het bestaande juridische kader van de Awb op zichzelf mogelijkheden biedt om in de praktijk met de ontstane situatie om te gaan. Daarnaast wijst de Raad van State erop dat dat, ook in de huidige situatie, dagelijks veel besluiten tijdig worden genomen. Dit alles is goed nieuws. In de eerste plaats voor de burger, want die blijkt in de meeste gevallen gewoon op tijd zijn besluit te krijgen. Maar ook voor bestuursorganen.

Wanneer een bestuursorgaan als gevolg van de genomen overheid maatregelen moeite heeft om tijdig op een aanvraag of bezwaar te beslissen, loopt zij immers niet zo snel het risico van ingebrekestellingen, dwangsommen (artikel 4:17 Awb) en beroepen wegens niet tijdig beslissen (artikel 6:12 Awb).

Voor vragen, opmerkingen of meer informatie kunt u contact opnemen met mr. J. Wieland. Klik hier voor het gepubliceerde artikel op www.vastgoedjournaal.nl.

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.