Ook al dateren de Handreiking Padel en Geluid en een geluidsnotitie van Peutz van na de vaststelling van het bestemmingsplan voor het sportcomplex Park Hoeven te Uden, zij worden door de Raad van State in haar oordeel betrokken. Normaliter worden dergelijke feiten en omstandigheden van na de planvaststelling buiten beschouwing gelaten door de hoogste algemene bestuursrechter.

Appellanten in deze zaak zijn direct omwonenden van het sportcomplex dat onder meer 2 padelbanen en 9 tennisbanen heeft. In de procedure bij de Raad van State over het bestemmingsplan uit 2022 wordt door appellanten een beroep gedaan op de ‘Handreiking Padel en Geluid’ van januari 2023 van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond en op een geluidsnotitie van deskundigenbureau Peutz van februari 2024. Uit deze stukken zou blijken dat de geluidbelasting van padelbanen die van tennisbanen overstijgt en (extra) hinderlijk is.

Ondanks dat sprake is van een bestaande legale situatie – omdat het vorige bestemmingsplan al padelbanen toestond in het sportcomplex en die er deels (2 padelbanen) al zijn op dit complex – oordeelt de Raad van State dat de gemeenteraad het bestemmingsplan niet heeft kunnen vaststellen zonder akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van de padelbanen.

De uitspraak is lezenswaardig om ten minste vier redenen:

1. ook al dateren de Handreiking Padel en Geluid en de geluidsnotitie van Peutz van na de vaststelling van het bestemmingsplan, zij worden door de Raad van State dus wel in haar oordeel betrokken (normaliter gebeurt dat niet);

2 ook al is sprake van een bestaande legale situatie, de gemeenteraad moet onderzoeken of de bestemming hiervoor (nog steeds) in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening;

3. de raad moet, ondanks dat het een zogenaamd conserverend bestemmingsplan is voor bestaand gebruik, uitgaan van de maximale planologische mogelijkheden in haar geluidsonderzoek in plaats van een representatieve invulling daarvan, en

4. padelbanen schieten als paddenstoelen uit de grond.

Lees hier de noot die Thom Groot bij deze uitspraak schreef: AB 2025/164.