Op 18 juni jl. is in de Eerste Kamer het wetsontwerp tot wijziging van de Leegstandwet (voluit: Wijziging van de Leegstandwet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen; kamernummer 33 436) aangenomen. De (moeilijk te lezen) wetswijziging is op 19 juni in het Staatsblad geplaatst en trad op 1 juli in werking.
Op zichzelf bestond de mogelijkheid van tijdelijke verhuur al, op voet van een door het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) te verlenen vergunning. Alleen is die mogelijkheid – zoals de tekst van het wetsontwerp al aangaf – verruimd.
Bij woonruimte gaat het dan vooral om voor verkoop bestemde woonruimte. Onder het oude recht kon voor dergelijke te koop staande woningen, onder de in artikel 15 lid 3 van de wet gestelde voorwaarden tijdelijke verhuurvergunning worden verleend voor een periode van twee jaren, welke verhuurperiode telkens op aanvraag met een jaar kon worden verlengd tot het maximum van 5 jaren. In het nieuwe recht kan de vergunning meteen voor (maximaal) 5 jaren worden verleend – en dat scheelt natuurlijk rompslomp. Verder is thans duidelijk aangegeven onder welke omstandigheden een vergunning voor een te koop staande leegstaande woning niet mag worden geweigerd (kort: als de woning leeg staat, in redelijkheid niet op een andere wijze aan de volkshuisvesting dienstbaar kan worden gemaakt en aangetoond wordt dat de woning in voldoende mate zal worden bewoond). Nadere eisen en voorwaarden van de zijde van het college van B&W zijn niet langer toegestaan. Naast de huurbescherming is thans voor de onder het regime van de tijdelijke verhuurvergunning verhuurde te koop staande woningen ook de huurprijsbescherming afgeschaft: de huur kan vrij worden vastgesteld en de Huurcommissie is niet bevoegd om daar iets van te vinden.
Daarnaast is er dan de woonruimte die voor afbraak is bestemd. Ook voor dergelijke woonruimte kan (en kon) een vergunning voor tijdelijke verhuur worden verleend. De periode voor tijdelijke verhuur blijft hier twee jaren, zij het dat deze periode telkenmale kan worden verlengd tot maximaal 7 jaren (was 5). Ook hier was al geen huurbescherming, maar de huurprijsregulering blijft hier wél van toepassing.
En tenslotte zijn er de (leegstaande) gebouwen, niet zijnde woonruimte. Voor deze gebouwen kan een vergunning voor tijdelijke verhuur als woonruimte worden verleend voor een periode van 2 jaren; en ook hier kan de periode telkenmale op verzoek van de verhuurder door B&W met een jaar worden verlengd tot maximaal 10 jaren (was 5).
Is echter voor de omzetting van deze gebouwen een omgevingsvergunning vereist dan kan de vergunning worden verleend voor – ineens – de duur van die omgevingsvergunning – maar ook hier voor maximaal 10 jaren. Ook hier was al geen huurbescherming, maar ook hier blijft de huurprijsregulering in stand.
Voor een inzicht in de samenhang van de tijdelijke vergunning voor verhuur van gebouwen zie men de bijdrage van mr. S.M. (Sascha) Suarez-Stavenuiter die binnenkort zal verschijnen.
Het team van Stijl advocaten is gaarne bereid om u terzijde te staan bij een eventuele aanvraag voor één van bovenstaande tijdelijke verhuurvergunningen. Met name waar het gaat om tijdelijke verhuur van leegstaande gebouwen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, is de publiek/private teambenadering van ons kantoor zeer geschikt.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de huurrechtspecialist van Stijl advocaten: prof. mr. C.A. (Carel) Adriaansens via 020 3469980 / www.stijladvocaten.nl.
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld aanvaardt Stijl B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene kennisname en kan niet worden beschouwd als advies.