De architectuur en interieurs van De Stijl zijn wereldberoemd. Nederlandse architecten en vormgevers als Gerrit Rietveld, Theo van Doesburg, Cornelis van Eesteren en J.J.P. Oud hebben de weg vrijgemaakt voor generaties vernieuwers na hen. Over de wortels van De Stijl is minder bekend. Komende zomer tonen Gemeentemuseum Den Haag en Het Nieuwe Instituut, dat ’s werelds grootste architectuurcollectie beheert, een prachtig overzicht van tekeningen, maquettes en meubelstukken van deze invloedrijke kunstbeweging. Voor het eerst samengebracht bieden de werken verrassende inzichten: dat wat eenduidig of simpel oogt, is dubbelzinnig en complex. En wat nieuw lijkt, blijkt soms al langer te bestaan.

Aan de hand van de thema’s kleur, ruimte, transparantie en technische innovatie toont de tentoonstelling de wortels van De Stijl in de 19e eeuw. Bezoekers zien hoe de kunstenaars en ontwerpers van De Stijl schatplichtig zijn aan de generaties voor hen: ze eigenden zich bestaande technieken toe en gaven nieuwe invullingen aan de ideeën en uitvindingen van ingenieurs en vaklieden. Tegelijkertijd worden ook de verschillen duidelijk: in tegenstelling tot hun voorgangers en tijdgenoten, die veelal functionele oplossingen zochten bij problemen, beschouwden de leden van De Stijl kunst als dé oplossing.

 

 

 

 

 

 

 

De Stijl

Rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waart er een vernieuwingsdrang door het neutrale Nederland. Een nieuwe generatie kunstenaars, architecten en vormgevers wil de heersende traditie van gemeenschapskunst – waarbij verschillende kunstvormen samen worden ingezet ter verheffing van het volk – verder ontwikkelen, maar in een compleet nieuwe beeldtaal. Zij achten de gedecoreerde huizen van bruine bakstenen met hun donkere interieurs ongeschikt voor de moderne samenleving. Het alledaagse leven moet plaatsvinden in een sprankelende, open omgeving, vormgegeven in een abstracte vormentaal die kunst, architectuur en vormgeving doet samensmelten.

In 1917 vraagt kunstenaar, architect en criticus Theo van Doesburg (1883-1931) verschillende avant-garde kunstenaars in Nederland artikelen te schrijven voor zijn kunsttijdschrift De Stijl. Op de cover staat dat De Stijl een bijdrage wil leveren aan “de ontwikkeling van het nieuwe schoonheidsbewustzijn,” met als bedoeling “den modernen mensch ontvankelijk [te] maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst.”

Vormgeving = kunst

Het tijdschrift groeit al snel uit tot een beweging van kunstenaars en ontwerpers die menen dat kunst en leven in een moderne wereld aan elkaar zijn gelijkgesteld. Zij propageren een nieuwe universele stijl die moet beantwoorden aan een moderne samenleving. Een stijl waarin architectuur en schilderkunst gelijkwaardig zijn en die vormgeving in de breedste zin tot kunst maakt.

Zij zien niet alleen schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur als hun werkterrein, maar ook meubels, kleding, reclame-uitingen, verpakkingen, huizen, straten en zelfs hele steden. Vormgeving van de directe leefomgeving heeft invloed op de levenshouding van de mens, zo redeneren zij. De woning en de vormgeving van het interieur spelen in deze visie een belangrijke rol. Evenals kleur, omdat kleur (nieuwe, abstracte) schilderkunst in de architectuur kan integreren.

Nieuwe vormentaal

De tentoonstelling Architectuur en interieur. Het verlangen naar Stijl laat zien dat het nieuwe waarnaar de ontwerpers van De Stijl streven, niet noodzakelijk voortkomt uit uitvindingen uit het niets. Hun ontwerpen zijn vooruitstrevend, eigenzinnig en tegendraads, maar bouwen ook voort op wat al bestaat. Zo laten technische innovaties en nieuwe materialen het al vanaf de 19e eeuw toe gevels en constructies ‘open’ te breken en doorlopende glazen winkelpuien te bouwen. Meubelontwerper en architect Gerrit Rietveld (1888-1964) gebruikt simpel hout en triplex om zijn vernieuwende vormencombinaties te scheppen. Oud herschikt de functionele onderdelen van een gevel (lateien, ramen en deuren) om heldere en visueel abstracte gevelcomposities te creëren. En kwalificaties als ‘zuiverheid’ en de door Van Doesburg geïntroduceerde ‘machine-esthetiek’ zijn ook te herkennen in vroegere sanatorium- en ziekenhuisinterieurs.

Het Gemeentemuseum, dat zelf een schitterende De Stijl-collectie bezit, werkt voor deze tentoonstelling nauw samen met Het Nieuwe Instituut te Rotterdam, het museum voor architectuur, design en digitale cultuur dat de grootste architectuurcollectie ter wereld beheert. Zo zijn uit de archieven van Het Nieuwe Instituut onder meer originele ontwerptekeningen en maquettes van Theo van Doesburg, J.J.P. Oud, Jan Wils, Cornelis van Eesteren, Gerrit Rietveld en Vilmos Huszár te zien.

De tentoonstelling wordt mede mogelijk gemaakt door Stijl Advocaten en de Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizen Stichting.