Visie van de expert

Wie: Drs. Peter van Arnhem is onteigeningsdeskundige, verbonden aan Steenhuijs Grondzaken.
Hij staat ondernemers bij die zich geconfronteerd zien met gedwongen transacties.

‘Een geschikte verplaatsingslocatie is van levensbelang’

Het zal je gebeuren; je hebt al jaren, of misschien al generaties lang je bedrijf gevestigd op een vertrouwde plek en op een dag hoor je dat je weg moet. Het pand moet plaatsmaken voor een woonwijk, winkelcentrum of stadion. Wanneer je bedrijf milieuhinderlijk is, kan verplaatsing knap lastig zijn. Vind maar eens een geschikte nieuwe locatie in de regio. En hoe bepaal je de schadeloosstelling wanneer het aankomt op bedrijfsbeëindiging? Peter van Arnhem ondersteunt ondernemers die dit overkomt en pleit voor meer planmatig op voorhand prognosticeren van de verwervingsopgaven.

“De tijd die het vergt om tot een realisatie van een weg of winkelgebied te komen, neemt de laatste jaren toe”, signaleert Peter van Arnhem. “De doorlooptijden en procedures worden, met name in de besluitvorming, steeds langer. Dat komt omdat ons land grotendeels al is ingericht. Vroeger werden Vinex-wijken op landbouwgrond gezet, nu moet er meer worden ingebracht in bestaand gebied en daardoor krijg je te maken met belangen van meer mensen. Bovendien zijn belanghebbenden meer dan vroeger geneigd voor hun rechten op te komen.” Hoewel in zijn praktijk nog steeds negen van de tien zaken in der minne worden geschikt merkt de onteigeningsdeskundige dat er minder makkelijk minnelijk geregeld kan worden en dat zaken juridischer worden.”

“De bedrijven die ik vertegenwoordig zijn nogal eens traditioneel van aard en gevestigd op relatief verouderde bedrijfsterreinen. Denk aan een slachterij, machinefabriek of autoherstelbedrijf; ondernemingen die een hogere milieuklasse hebben waardoor het moeilijker is dan vroeger om aan een nieuwe kavel te komen die aan alle eisen voldoet. Wanneer die plek gevonden wordt, stemmen we de schadeloosstelling af op die investering, waarbij de vervangende plek gelijkwaardig moet zijn. Mijn taak is om te rekenen en te onderhandelen.”

Terwijl de overheid een inspanningsverplichting heeft om mee te denken met ondernemers die gedwongen worden te verhuizen, is de rol van de overheid tegelijkertijd passiever geworden. Van Arnhem: “Dan doel ik op het ‘toverwoord’ uitnodigingsplanologie. Vroeger kocht de overheid grond aan, maakte deze bouwrijp en gaf grond af aan bouwers; nu laten we veel aan de markt over om te voorzien in bijvoorbeeld woningbehoefte. Maar mijn type klanten wordt juist niet altijd spontaan benaderd door de ontwikkelaars. En dan kan het gebeuren dat een woningontwikkeling vijf miljoen moet opleveren maar dat het uitplaatsen van een milieuhinderlijk bedrijf alleen al zes miljoen kost. Berekeningen die je niet altijd op voorhand kan maken maar waar niemand zich vervolgens aan wil vertillen. Met als gevolg dat de overheid weer de regie moet pakken.”

Van Arnhem besluit: “Het zou beter werken als de overheid op voorhand diepgaander studeert op welke bedrijven de plannen in de weg staan. De verwervingskosten van in exploitatie zijnde bedrijfspercelen worden naar mijn idee in het voorstadium nog wel eens onderschat. En dat zorgt voor uitstel van het probleem. Wat ik de overheid daarom kan aanbevelen is dat er eerder in detail prognoses gemaakt worden inzake de grondverwerving – meer specifiek inzake bedrijfslocaties. Meer scenario-analyse dus, om in te kunnen schatten waar bedrijven naartoe zouden kunnen. Vergeet niet dat het een ondernemer doorgaans primair gaat om continuïteit. Een geschikte verplaatsingslocatie is daarbij van levensbelang, om langslepende onteigening te voorkomen.”

tekst: Maaike Staffhorst